Joep Dohmen heeft een belangrijke rol gespeeld in de introductie van de levenskunst in het Nederlands taalgebied.
Zijn bloemlezing van teksten van grote filosofen over het goede leven (Dohmen, 2002) presenteerde de levenskunst als een filosofisch thema door de eeuwen heen. Enkele jaren later publiceerde Dohmen zijn eigen levenskunst-filosofie (Dohmen, 2007).
Dohmen, hoogleraar wijsgerige en praktijkgerichte ethiek aan de Universiteit voor Humanistiek, presenteert een “filosofie die op zoek (is) naar het antwoord op de vraag: hoe moet ik leven?” (Dohmen 2007: 9).
“Wil levenskunst ook werkelijk een ‘kunst’ zijn, dan moet ze uitzicht bieden op een vorm van goed leven. (…) Moderne mensen doen aan zelfsturing en oriënteren zich daarbij niet meer op een gegeven menselijke natuur. ‘De mens is het nog niet vastgestelde dier’, zegt Nietzsche, maar die vaststelling moet wél gebeuren, wil de kwaliteit van het moderne leven niet verdampen.” (Dohmen 2008: 189).
Het goede leven is bij Dohmen een kwestie van autonomie en authenticiteit. In ons huidig, ‘laatmodern’ tijdsgewricht, zo houdt Joep Dohmen ons voor, gaat het om ‘positieve vrijheid’, wij hebben de plicht om autonome personen te worden. En autonoom is degene die kritisch afstand kan nemen van zijn verlangens en waarden, maar ook het vermogen heeft “om ‘ervoor’ te gaan en ermee samen te vallen”. “Dit is wat ik wil en dit is ook wat
ik echt wil.” (Dohmen 2008: 166).